Sign my
GuestBook

NBDS 118-119

Opbouw van het frame

Het was even zoeken maar dit is het etsdeel dat het voorloopstel van de lok moet worden.

De handleiding heeft op pagina 37 een schema van alle geëtste delen. Dat maakt het vinden van etsdelen een stuk makkelijker (ja, ik zou hebben moeten kijken).

 

Vouwen van etsdelen maak ik makkelijk door er een stalen lineaal overheen te leggen en het omhoog te vouwen deel met een scheermesje te onderscheppen. Tot nu toe heb ik nog geen behoefte gehad aan een speciaal gereedschap om etsen te vouwen.

Het loopstel wordt gevouwen en gesoldeerd. Het solderen is een beetje prigelen want het is een klein onderdeel met veel soldeernaden, dus de ene naad kan openspringen terwijl je de andere soldeert. Maar ach, uiteindelijk lukt het allemaal wel. In het midden wordt een soort punt gesoldeerd.

Op die punt wordt een veertje gelijmd met een druppeltje epoxy. De gaten voor de assen worden geruimd tot de 2 mm assen er door passen.

Om het loopstel vast te zetten beveelt de handleiding aan een plastic onderdeel te hergebruiken en die met een pijp van styreen aan te passen. Maar het leek mij allemaal niet stevig genoeg en dus liet ik vriend Draaibank het werk doen. Daarop werd een vergelijkbaar ding uit een stuk messing gedraaid, met in het midden een ringetje waar het loopstel over moet vallen en een M1.4 schroefdraad in het gat getapt.

Het messingdeel werd op en neer geschoven door het frame totdat de stang van het loopstel horizontaal stond. Met een druppel epoxylijm werd het messing gezekerd.

Nadat de lijm uitgehard was werd het overtollige deel van de bovenzijde glad met het frame gefreesd.

Nu dan aandacht voor cilinder. De handleiding zegt dat je messing staf in het voorste cilinderdeksel moet steken zonder een woord over de het achterste deksel te reppen. In dat achterste deskel wordt je aangestaard door een gapend gat. Daar moet de zuigerstang door, maar het gat is veel groter. Slordige werking zal het gevolg zijn.

 

Ook hier week ik van de handleiding af. Ik had toevallig een stukje messingpijp van de juiste buitendiameter en gelukkig paste de zuigerstang er ook zomaar in één keer vrij nauwkeurig in.

Ik zaagde twee stukjes van 22 mm, dat is de 9 mm die de zuigerstang voor de cilinder moet uitsteken plus de dikte van de cilinder inclusief beide cilinderdeksels.

Eén uiteinde werd gestopt met een klein stukje messing draad en dichtgesoldeerd. Het open einde werd iets afgeschuind aan de binnenzijde zodat de zuigerstang zich er makkelijk in laat zetten.

 

Dat pijpje werd helemaal door de cilinder gestoken en in beide cilinderdeksels vastgelijmd. Zo heb ik zeker gesteld dat

  • het uitstekende deel an de zuigerstang precies in lijn is met het midden van de cilinder
  • de zuigerstang helemaal vrij blijft van obstakels in de cilinder
  • de zuigerstang altijd exact recht loopt zonder te waggelen

Het nadeel is dat het pijpje botst met het inwendige cilinderblok op het frame. Dat loste ik op door er een hoekje uit de frezen.

De resterende details werden er daarna in gelijmd

 

Bij het passen en verwijderen brak een van de onderklemmen af. Er stond al een waarschuwing voor in de handleiding. Giethars is nu eenmaal gevoelig voor breuk. Omdat de cilinders op de klem ook wel passen brak ik zelf maar de andere klem af. Het gat vulde ik op met een stukje styreen die ik ter plaatse in vorm bracht.

Het bovenste gat moest wat uitgediept worden om de schuifbeweging op te nemen.

 

Het voorframe werd uit de etsfret gehaald evenals de minuscule treden van de voorste opstap.
Gevouwen en gesoldeerd, niet zo veel over te melden behalve dat je er voorzichtig mee moet zijn omdat het een kwestbaar deel dat door zijn hoekjes makkelijk aan je trui blijft hangen.

Voor het bovenstaande week ik ook af van de handleiding. Bij de originele locomotief waren de eerste en de vijfde as voorzien van een veer. Bij het afzagen van de vijfde as ging de achterste veer dus verloren. Ik freesde een nieuw gat rond de vierde as zodat de lok weer twee geveerde assen heeft.

Ik schoonde de omloopplaat op. De verticale wand van 2 mm moet blijven staan. De handleiding beweert dat er daar aan excentrische nok moet zitten, maar in mijn geval zat er luchtbel. Geen nok, geen niks niet. Die nok is bedoeld om het frame aan de voorzijde vast te zetten. Nu die er niet was moest ik daar een oplossing voor vinden. Daar was ik overigens niet al te ongelukkig mee want giethars is kwetsbaar en de vrij kleine nok zou gevoelig geweest zijn voor breuk. Het denkhoofd kwam dus op gang.

Op dit punt is het verstandig om eerst de bovenbouw op te bouwen tot het punt dat de omloopplaat voldoende verstevigd is door het machnistenhuis en de ketel.

Het frame wilde niet passen ondanks dat alle maten in orde leken.

Moest ik nu de achterkant aanpassen ...

... of de voorkant?

Uiteindelijk freesde ik de voorzijde wat korter

Maar toen ik de de bovenbouw paste zag ik toch dat de cilinders niet goed uitgelijnd waren. Het frame moest toch een stukje terug. Nou ja, ik moest toch een oplossing maken voor de bevestiging van de voorzijde aan de bovenbouw ...

Ik haalde die giethars rand van 2 mm dik maar helemaal weg zodat er ruimte ontstond.
Ik freesde een klauw uit een strip massief messing ...
... en een schoot uit 0,75 mm messing plaat.
Klauw en schoot moeten als volgt werken.
Eerst werd de klauw aan het frame gelijmd. Het voorframe werd tijdelijk geplaatst.

De schoot werd met twee puntjes gesoldeerd, het voorframe werd weer uitgenomen en daarna werd de klauw definitief rondom gesoldeerd

Op dit moment wordt het voorframe nog niet gelijmd.

 

Eerst de verbinding aan de achterzijde maken.

Op het aangelijmde deel op de achterzijde van het frame geeft een putje aan waar je een gat moet boren om de achterste bout op te nemen. Dat gat wordt 2,0 mm geboord. Giethars is overigens gemakkelijk met de hand te boren. Ik geef daar de voorkeur aan boven machinale bewerking omdat je dan veel beter kunt voelen wat je doet.

Het gat in het frame moet perfect uitlijnen op het gat dat in de vloer van het machinistenhuis zit. Om de bout aan te nemen werd er een moer op de vloer gelijmd. Het draad van die moer werd daarbij beschermd door er wat vaseline in te smeren om te voorkomen dat er lijm in terecht zou komen.

In een laat stadium van de bouw verving the moer nog door een busje.

De moer kwam los nadat ik de lok een paar in elkaar het gezet en weer uit elkaar had gehaald. Ik vond de moer te onbetrouwbaar. Ik maakte op de draaibank een busje met een kraag die ik in het iets vergrote gat in de vloer van het machinistenhuis lijmde.

Om de moer (en later de bus) te verbergen maakte ik een holte in het ketelfront (gek dat wat achteraan de ketel zit het ketelfront heet).

Toen ik het model eens opmat nadat ik het op zijn wielen had gezet stelde ik vast dat het model een beetje naar voren leunde. Dus ik voegde een een plaatje van 0,35 mm aan de voorzijde toe.

Als alles eindelijk klopt kan het voorframe vastgelijmd worden aan de onderzijde van de bovenbouw. Daarna gleed het frame zachtkens op zijn plek, zonder speling!

.De moer zette hem vast

De bodemplaat die de wielen zekert werd op maat gemaakt. Ik moest aan de achterzijde nog ongeveer een millimeter weghalen voor een goede passing.

Het volgende waar een oplossing voor gevonden moet worden is hoe de bodemplaat vastgemaakt moet worden. De handeleiding zwijgt hier over. Bij de originele lok was er een lange messing staaf met een korte draadeind die helemaal door het frame liep (gele pijl) en in de ketel geschroefd zat. Het frame zelf heeft geen draad in het gat. Als ik hier een gewone bout en moer zou gebruiken zou de moer opvallend zichtbaar zijn onder de ketel omdat hij in de zichtlijn zit.

I k heb er een hekel aan goede dingen weg te gooien dus nam de oorspronkelijke bout (onder) en sneed de draad een eind verder (boven). Ik draaide ook een zeskantige M2 moer rond op mijn draaibankje.

Die ronde M2 moer werd in de drager van het drijfwerk gelijmd en ik verkortte de messing bout tot de gewenste lengte.

Zo zal hij nauwelijks zichtbaar zijn na het spuiten. Rechts heb ik er een M2 moertje erop gelegd om te laten zien wat een verschil het maakt.

Het onderstel is nu bijna voltooid. Er is een belangrijke klus over: die van het afdraaien van de wielflenzen tot RP25 norm.

Ik kocht een RP25 beitel van Fohrmann. Niet geodkoop maar van een prima kwaliteit.

Hij wordt onder een hoek van 3 graden op de draaibank gezet en zijde 1 wordt gebruikt om de flens af te draaien tot het loopvlak net geraakt wordt. Dan wordt zijde 2 gebruikt om de achterzijde van het wiel in profiel te brengen. Als je het eenmaal te pakken hebt is het vrij rechttoe rechtaan. Ik heb niet de vrij dure wielenhouder gekocht. Ik wil t.z.t. een methode uitknobbelen om de wielen te draaien zonder ze van de assen te halen en dus zonder de kwartering te verstoren.

Ik oefende eerst op een paar wielen van goederenwagons tot ik het te pakken kreeg.

En toen ik eenmaal wat zelfvertrouwen had gewonnen prbeerde ik mijn nieuwe vaardigheden uit op de overgeschoten as (ik bouwde deze lok immer om van vijf naar vier drijfassen dus ik heb er een over).

En al gauw kwamen de andere vier assen er achter aan. Na het draaien heb ik ze ook gezwart. De rubber tractiebanden sneuvelden, dus ik heb een paar nieuwe besteld.

Ik gebruikte een eenvoudig kwarteringsmalletje om de wielen weer te kwarteren. Het maken en de werking van dit hulpmiddel heb ik op een aparte paging beschreven.

Een "ervoor en erna" vergelijking